Tom Lanoye, ‘Sprakeloos’

Recensie

Tom Lanoye is zonder twijfel een van de meest toonaangevende pennen in het Nederlandse taalgebied van onze tijd. Hij heeft zijn strepen al meer dan verdiend als auteur van theaterstukken en romans als Kartonnen dozen, Gelukkige slaven en Ten oorlog. Met Sprakeloos voegt hij nu een nieuwe illustere titel toe aan dat rijtje. Sprakeloos neemt nu al een unieke en welverdiende plaats in binnen het oeuvre van Lanoye. En wel hierom.

In Sprakeloos gaat Lanoye een zeer persoonlijk onderwerp te lijf. Het boek is een ode aan zijn eigen moeder, die na een beroerte haar spraakvermogen kwijtraakt en langzaamaan aftakelt. Uitgerekend zij, die steeds zo mondig en levendig was geweest in haar hoedanigheid als ‘vijfvoudig moederdier en amateuractrice eersteklas’, moet op zulke wrede wijze aan haar einde komen. Lanoye heeft het aanvankelijk dan ook moeilijk om de koe bij de horens te vatten en te beginnen schrijven. Dit blijkt ook uit de structuur van de roman, die absoluut als uniek en inventief bestempeld kan worden. Die structuur weerspiegelt namelijk het denk- en schrijfproces van de auteur, inclusief worstelingen, moeilijkheden en setbacks. Na een beknopte proloog volgen er drie grote delen: hij, zij en ik. In het eerste deel brengt Lanoye onder woorden hoe hij aan het boek over zijn moeder wil beginnen, maar dit nog (niet) kan. Hij vervalt in ellenlange uitweidingen, associaties en vergelijkingen – die overigens wel in prachtig proza neergeschreven zijn. Hij excuseert zich bij de lezer voor deze uitweidingen en voor zijn uitstelgedrag, hij worstelt en struikelt, omdat hij niet weet hoe te beginnen. Eens hij uiteindelijk toch over zijn moeder begint te schrijven in de twee delen die volgen (zij en ik), blijft deze unieke stream of consciousness-structuur van toepassing: vele herinneringen doorkruisen elkaar, alsof alle associaties in het brein van de auteur pardoes op het blad zijn verschenen. Via deze chaos slaagt hij er toch in zijn moeder eer te bewijzen. Bovendien doet hij veel meer dan dat.

Het verhaal over zijn moeder wordt namelijk het verhaal van zijn hele gezin, van zijn jeugd als slagerszoon op een druk en levensgevaarlijk kruispunt in de buitenwijken van Sint-Niklaas. Dat volkse, soms boerse Vlaanderen uit zijn jeugd beschrijft Lanoye met zoveel poëzie en finesse, als was het daadwerkelijk een onderwerp geschikt voor zulke prachtige taal. De tragiek en de kleinburgerlijkheid van zovele figuren uit de straten van zijn jeugd worden weergaloos mooi geportretteerd. Humor is in dit tragische verhaal ook nooit ver weg. Zo kan de glimlach u bij het lezen op het gelaat staan terwijl de traan nog over uw wang naar beneden bengelt.

Verder is Sprakeloos een alleszeggende titel. De moeder van de auteur, zijn voorbeeld, die hem haar taal schonk, verliest net die taal waar ze zo in uitblonk. Lanoye zet dan nu maar zijn taal in, en vervat zijn moeder, zijn vader en zijn hele jeugd in 360 beklijvende pagina’s vol woorden, die hij nu wel nog in staat is te produceren. Dit doet Lanoye op zo’n prachtige en meeslepende manier dat het weinigen onberoerd laat, ook niet deze kritische recensent. Die was na de lectuur namelijk ook even met verstomming verslagen en, jawel, sprakeloos.

Naast die reconstructie van zijn moeder, vader en jeugd is er in Sprakeloos plaats voor nog meer: er zijn ook de passages waarin zijn moeder aftakelt. Die zijn rauw en hardvochtig om te lezen en zeer confronterend. Daarnaast is ook de coming out van de auteur een interessante verhaallijn, verweven in het spectrum van herinneringen. Verder biedt Lanoye ook een reflectie op zijn schrijverschap en op trends en visies in het hedendaagse literatuurlandschap tout court. Een prachtige passage, die verder niets van het boek prijsgeeft, wil ik u in dit verband dan ook niet onthouden:

Het spijt me zeer, maar ik zeg nee tegen keurig karige geschriften. Niet eens uit roeping of uit doctrinaire aandrift. Ik zeg nee omdat magerzucht in geschrifte een verraad zou betekenen ten aanzien van mijn onderwerpen en hun omgeving. Ik heb in dezen ook nog eens mijzelf tegen, met mijn temperament dat ik van geen vreemden heb. Ik zie geen heil in geforceerde verstilling als weergave van een storm of een symfonie, ik word niet wild van een kaalheid als vertolking van weelde, ik heb schijt aan pasteltinten en breekbaar estheticisme als uitbeelding van waarachtig vlees en bloed. Iedereen moet maar doen en laten wat hij wil, zeker wie zich dezer dagen nog wil wagen aan de nobele kunst van het schrijven – maar als er tien termen bestaan voor één en hetzelfde verschijnsel, waarom zou uitgerekend iemand als ik er dan eentje gebruiken in plaats van al die tien? Waarom zou ik er niet ook nog een paar nieuwe bij proberen te verzinnen? Het heet niet voor niets woordenschát.

De visie die uit dit pleidooi spreekt, spreekt ook uit het hele boek. Sprakeloos is een knap staaltje vakmanschap van een van Vlaanderens scherpste en meest geprezen pennen. Sprakeloos kruipt in de kleren. Het grijpt naar de keel. Het slaat en het zalft, maar het is bovenal een prachtig eerbetoon aan een moeder. Hebt u het boek nog niet ter hand genomen? Aarzel niet langer, stel niet meer uit. Begin.

Logboek

p. 20: Schrijver richt zicht tot een ‘je’, tweede persoon op p. 20. Is dit zijn moeder? Ja, kan bijna niet anders.
p.41: Lanoye schrijft al 40 pagina’s prachtig proza, maar zoals hij zelf veelvuldig aanhaalt nog niet puur en alleen over zijn moeder.. hij blijft uitstellen. Wanneer zal hij het aandurven haar centraal te stellen (in plaats van hemzelf of allerlei uitweidingen) in deze ‘roman of geen roman’?
p.59: zijn vader rekende op het schrijven van zijn zoon om de vrouw die hij altijd gekend heeft terug te brengen: zal hij dat nog mogen meemaken?
à p. 61: Helaas niet mogen meemaken, sterft enkele jaren later.
p. 74: Hij slaagt erin te beginnen, zijn moeder centraal te stellen (antwoord op hierboven)
p. 80: hij bouwt op naar een fataal moment in het leven van zijn moeder, beschrijft uitgebreid de hele setting: wat zal er gebeuren?
p. 98: Josée, de moeder, krijgt een soort van beroerte: ze slaat wartaal uit etc., maar waarom valt ze zo driest haar echtgenoot aan op dit moment? Uit woede/angst/zinsverbijstering?
p. 113: Josée helpt Dikke Liza, de verhuurster die hen het bloed onder de nagels haalt, toch omdat zij zich zelfstandig niet meer kan wassen (te dik): zal zij hiervoor beloond worden later op een of andere manier? P. 114: snel antwoord: lijkt van niet, Dikke Liza sterft aan infarct.
p. 133: heel de voorgaande uitweiding van meer dan 20 pagina’s kwam er naar aanleiding van het eerste moment waarbij de hulp van de oudste zoon ingeschakeld moest worden in de badkamer van Josée en Roger (de beroerte zou het tweede moment zijn). Wat is er toen precies gebeurd dan? Wanneer komt Lanoye daartoe?
Antwoord p. 140: oudste zoon moet Roger uit bad van veel te kleine badkamer heffen, omdat zijn ouders dat samen niet meer konden. Nu belt Roger dus opnieuw in paniek zijn oudste zoon, wegens zijn vrouw die helemaal het noorden kwijt is.
p. 157: Zal ze snel aftakelen? Zal de auteur, haar jongste zoon, nog ‘contact’ die naam waardig met haar kunnen hebben?
p. 180: prachtig hoe Lanoye in dit deel herinneringen aan zijn moeder in steeds sneller tempo elkaar laat opvolgen als associaties, om de werking van het menselijk brein bloot te leggen, dat zijn moeder helaas in de steek gelaten heeft (‘er is maar één bloedklonter nodig)
p. 199: in klassieke verhalen richt de schrijver zich vaak tot een/de Muze voor inspiratie en creativiteit. Naar analogie spreekt Lanoye steeds een ‘Johnny’ aan wanneer hij in zijn brein graaft/aan zijn brein een nieuwe herinnering aanspreekt/vraagt over zijn moeder. Wat zit hier specifiek achter? Is het gewoon een bepaalde associatie (Johnny B. Goode van Chuck Berry zoals eerder?)? Of zit er meer achter?
p. 220: Alweer heel wat pagina’s uitweiding over de buren en de volkswijk van vroeger, de schrijver komt niet tot de trip van zijn mama en hemzelf naar haar tandarts (na de beroerte). Hoe zal die verlopen? Zal terug in haar oude vertrouwde wijk zijn haar goed doen, of net niet?
p. 234: hij diste die herinneringen op in de hoop dat zijn moeder, nu ze terug door de oude wijk rijden waar zij dat alles beleefd heeft, daarover zou gaan praten, al was het maar met een paar woorden. Zeer treffend. Zal dit ook gebeuren? Ik vrees ervoor. P. 236: Ze verbergt zich in de auto achter haar handtas voor de wijk waar ze 40 jaar gewerkt en gewoond heeft: uit schaamte of zelfbescherming?
p. 257: eenmaal terug thuis vervalt ze op drie seconden terug in het gedrag van net na de beroerte: kan ze de draad, de revalidatie opnieuw oppikken?
p. 274-279: zeer interessante passage, intermezzo waarin de auteur zijn visie op zijn schrijverschap, op literatuur en op kunst tentoonspreidt (trekt fel van leer tegen adagium ‘less is more’). Minder is soms ook gewoon minder, punt. Zijn jeugd en herinneringen in de slagerij en vanuit het toneelwezen van zijn moeder zullen ongetwijfeld ook deels deze visie gevormd hebben. Persoonlijk ben ik het met hem eens.
p. 298: Hoe kan het slagerskoppel, zo vol van logisch verstand en met de down-to-earth mentaliteit van hardwerkende mensen, zo meegaan in die seances van ‘medium’ Winnie? De dood van een kind doet iets met een mens…
p. 315: hoe gaan ouders reageren op de coming-out van de auteur?
à p.334-337: furieus telefoongesprek tussen moeder en zoon over coming-out waarin ze beiden koppig blijven voortgaan: is er nog verzoening mogelijk? (gelukkig wel, verderop)
p. 342-343: is het in het belang van de stervende niet beter soms eerder het lijden te beëindigen? Die morele vraag schiet je hier absoluut te binnen als lezer. De auteur denkt er ook over na.

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s